De eerste momenten van zo’n wandeling zijn erg belangrijk: je maakt voor de eerste keer contact, je vraagt waar ze vandaan komen, of dit hun eerste bezoek is en of ze speciale wensen hebben.
Nou, dat was overduidelijk: ze zouden een wandeling voor een blinde zeer op prijs stellen. Eerst hoopte ik nog met een slechtziende van doen te hebben, maar ze (het was een vrouw) hielp me snel uit de droom: ze zag helemaal niets.
Ik bood dus aan de stad ‘zeer uitbundig’ te beschrijven. In geuren en kleuren, zodat ze tóch iets van onze stad zou kunnen beleven. Dat vond ze een prima idee. Ik stelde voor om op de Grote Markt van start te gaan. En daar moest het eerste obstakel al genomen worden: de hardstenen stoep met ongelijke liggers vóór de Draak.
Ik stak van wal met een bloemrijke beschrijving van het Stadhuis. Haar man draaide haar ondertussen discreet de goeie kant op, want ze stond naar de Teerkamer gekeerd. Ik gooide mijn hele repertoire in de strijd, van jaarmarkten, huisnamen, beelden en gevels van Gobertangesteen. Ze knikte instemmend.
Toen we even later de koelte van de Peperbus betraden, kreeg ik het door: ik moest haar andere zintuigen inschakelen! En zo liepen we de toren onderdoor recht naar de marmeren graftombe van Charles Morgan. Die verroerde geen vin toen ze zijn stenen harnas, beenstompen, haar en gezicht betastte. De in marmer gestolde krijgsheer liet haar begaan. En ik maar vertellen over de rest van het grafmonument waar ze natuurlijk niet bij kon.
En zo liepen we historisch rond. Zij zag niks, maar ík keek wel met andere ogen! Zo was ik dankbaar voor de “afrit” in de Stenen Tuin, die speciaal gemaakt is voor deze situaties. Maar ik foeterde van binnen ook op ongelijke stoepstenen, neergekwakt huisvuil, betonnen bulten en zo op het oog zinloos geplaatste paaltjes.
Maar ze voelde het klimmen en dalen van de straten en steegjes (“Bergen” op Zoom!) wel degelijk. Ze hoorde de echo onder de Gevangenpoort en voelde met haar handen de massiviteit van de eeuwenoude torens.
En via `t Achterom stonden we uiteindelijk oog in oog met het Markiezenhof, hoewel dat eigenlijk niet de goede uitdrukking is. Ik beschreef eerst de tekst van ons volkslied het “Merck toch hoe sterck” (nee, ik heb het niet gezongen) en daarna de kleuren van de smeedijzeren raamroosters, de luiken en de poorten van de parel van onze stad. En toen zei ik haar: “Ik heb een verrassing voor u! U kunt dit monument ‘zien’ met uw handen, want er staat een bronzen maquette van dit imposante gebouw in een hoek van de Grote Binnenplaats, geschonken door de Lions serviceclub.”
Zelden heb ik meer gretigheid bij een bezoeker gezien als bij haar. Ze voelde de grote poort waar we net onderdoor gewandeld waren, de kantelen van de Hofzaal, de toren van de zeeridder. Haar vingers kregen er geen genoeg van. Bakkerij, bieb, Franse Tuin, ik voelde me net een Studio Sportverslaggever, zo snel ging het. En ik zag dat ze het ‘zag’ aan de binnenkant van haar ogen.
Tot slot vertaalde ze nog even de brailletekst naast dit mini-Markiezenhofje. En ze vertelde mij, haar man en de hond wat ik, de gids, had moeten vertellen. Maar dat hoefde eigenlijk niet meer. Ze had deze stad gevoeld, geroken,betast en beleefd. Bergen op Gevoel.
Willem Loeff